Ulicoten

Parochie Ulicoten

 De parochie van Minderhout was gewijd aan Sint-Clemens.
Het patronaatschap behoorde, zoals bij zovele parochies in de dekenij Hoogstraten, toe aan de Norbertijnen van de Sint-Michielsabdij van Antwerpen.

Dit ging een kwart eeuw later tegen de grond, omdat men zich voor zo’n klein ding schaamde en de Ulicotenaren bouwden op dezelfde plaats een nieuwe kerk met toren, 40 voet lang en 10 breed. Net als voorheen bleef de pastoor van Baarle een flinke vinger in de pap houden. Kapelmeesters moesten bij hem rekening en verantwoording afleggen. Dat viel in Ulicoten niet zo lekker. Men wilde baas in eigen huis zijn. Minstens drie pogingen daartoe vonden wij genoteerd, t.w. in 1479, 1553 en 1614. Er werden wel vorderingen gemaakt, maar het uiteindelijke doel bleef uit.

Ulicoten had als patroonheiligen aanvankelijk de H. Maagd en de H. Antonius. Daarna alleen St. Antonius en deze zag zich in het midden van de 16de eeuw verdrongen door de H. Bernardus, waarvoor men inmiddels een diepgewortelde devotie was gaan koesteren. Zo’n “concurrentie” onder patroonheiligen treft ge in de kerkgeschiedenis wel meer aan. In 1553 werd Bernardus zo hoog vereerd, dat hij tenslotte steeds voor Antonius werd genoemd. De bijzondere devotie is ontstaan toen de kapel in het bezit kwam van een houten beeldje van de heilige. Met deze sobere mededeling moeten we het doen, want over de herkomst hebben we niets gevonden. Dit beeldje is 62 cm hoog en stelt de heilige met blote voeten voor in het habijt en koorkleed van zijn orde. In de rechterhand draagt hij de kromstaf en op zijn linker rust een geopend boek. Volgens dr. Jan Kalf werd het beeld vervaardigd in de 15de eeuw, maar de polychromie in zwart en goud is van later tijd. Dit beeld heeft in de beroering der tijden een curieus avontuur beleefd, waarover Ulicotenaren, die dat uit overlevering kennen, zelfs nu nog grinniken als ge dat onderwerp aansnijdt.

Verdwenen beeld

De vrede van Munster (1648) gooide ook roet in het Ulicotense eten. De kerk (eigenlijk kapel) werd in beslag genomen en Staatse troepen gingen er te keer, maar de gelovigen hadden meubilair, sieraden en St. Bernardus weten te redden. Dat alles dook met de rector onder. Pastoor Van Herdegom van Baarle, een parochieherder met nogal haar op de tanden, vond dat hij het beeld in zijn kerk moest hebben, die op Zuid-Nederlands gebied stond en waar de Staten van Holland niets te zeggen hadden. Zo kon tenminste de oude Ulicotense devotie met alle daaraan verbonden offergelden bewaard en gered worden. “Allemaal goed en wel”, schijnen die van Ulicoten gedacht te hebben. “Zou het in Baal niet zijn: kip ik heb je! En hoe krijgen wij straks onze St. Bernardus met de bedevaarten in Ulicoten terug?”

De bisschop bemoeide er zich mee en kapelaan P. van der Aa, verbonden aan de Ulicotense kapel, moest het beeld naar Baarle brengen. Hij zette het daar eigenhandig op een verhevenheid op het St. Anna-altaar. Toen hij enkele dagen later terugkwam om de Mis te lezen, kon hij zijn ogen niet geloven: St. Bernardus was foetsie! Al kent de volksdevotie in haar historie wel “wandelende” beelden… de eerste gedachten van de kapelaan gingen toch niet naar een wonder uit. Hij naar de pastoor met de opgewonden kreet: “Ik zie het beeld van St. Bernardus niet meer!” Met z’n tweetjes gingen ze naar het St. Anna-altaar. Geen beeld maar wel vuile voetstappen op de altaartreden. De twee keken elkaar verbaasd en niet zonder argwaan aan. De pastoor heeft er later van geboekstaafd: “Hij (de kapelaan) geloofde, dat wij (pastoor) het hadden weggenomen en wij vermoedden, dat het weghalen op zijn aanraden was gebeurd. Hij ontkende dit echter heilig!” Toen de wederzijdse verontwaardiging over zo’n brutaliteit in Gods huis was gezakt, kreeg het verstand de overhand. De dader “lag op het kerkhof”, maar die van Ulicoten zouden er wel meer van weten?… Bewijs dat nu eens! Dus niet te veel praatjes daarover vuil maken. De pastoor kreeg een idee. Kapelaan Van der Aa moest in Antwerpen een precies hetzelfde beeld als het verdwenene laten maken. En zo is het geschied. Niemand iets gemerkt en de St. Bernardusverering kon te Baal gewoon doorgaan. Geit en kool waren gespaard… Het “geheim” bleef bewaard totdat Ulicoten op Belgisch gebied onder Meerle een grenskerk oprichtte. Dat is weer een nieuw verhaal.

Kerk over de grens

Nadat in 1648 de kapel van Ulicoten in beslag genomen was, konden de ingezetenen onbedreigd in Baarle (Hertog) naar de kerk gaan. Maar dat betekende een uur lopen. Dus werd er – zoals op tal van plaatsen in Staats-Brabant – iets op gevonden. Aert de Clerick stelde een juist over de grens liggend stuk grond beschikbaar voor de bouw van een zg. grenskerk in het gebied de Bollekens, te midden van de bossen. De grens met Belgie maakt hier een eigenaardige sprong tengevolge waarvan een klein stuk Belgisch territoir, dat op de topografische kaart de vorm van een klok heeft, in Brabants gebied lijkt te bemmelen. En laat dat nu maar een kwartier lopen van het centrum van Ulicoten verwijderd zijn! Deze noodkerk werd in 1654 ingezegend. Weinig bevreemding wekte het, dat nu hier het originele beeld van de H. Bernardus, dat enige tijd “spoorloos” was geweest, een ereplaats innam. Deze kerk was opgetrokken uit massief eiken balken. Het dak bestond aan de binnenkant uit riet en aan de buitenkant uit met heiplaggen afgedekt stro. Met potaarde besmeerde takkebossen vormden de wanden. Op een stenen vloer stond een houten altaar met een losse altaarsteen en een tot aan het gebinte reikend schilderij. Men beschikte voorts over enig meubilair en andere voorwerpen uit de vroegere kapel, o.a. biechtstoel en preekstoel.

Zonder gewrijf en geschrijf is het met die grenskapel niet verlopen. De pastoor van Meerle beklaagde zich, dat zijn parochianen naar de grenskapel liepen. Ulicoten zei, dat de pastoor zelf maar moest zorgen, dat zijn mensen naar zijn kerk in Meerle kwamen. Ulicoten was van het bezoek niet gediend. Met 25 Meerlenaren was het hoop en al op “en die geven nog geen halve stuiver in de schaal!”… De pastoor van Baarle spartelde ook nogal. Er waren nu twee Bernardusbeelden, het echte op de Bollekens en het valse in Baarle. Van Herdegom vreesde, dat Ulicoten voor de verering en de drukke processies aan het langste eind kon trekken. Hoge geestelijkheid kwam er aan te pas met als uiteindelijk resultaat, dat in 1662 de St. Bernardusdevotie aan de Ulicotense grenskerk werd toegewezen. ’t Zal voor Van Herdegom wel een bittere pil geweest zijn, dat hij de opdracht kreeg dit zijn parochianen vanaf de preekstoel bekend te maken.

Met deze beslissing had Ulicoten tegelijkertijd een flinke stap vooruit gemaakt in zijn streven naar een zelfstandige parochie. De hoofdzaak had Baarle verloren, maar de pastoor aldaar hield toch nog steeds enige rechten in Ulicoten. De veldkapel te Meerle heeft dienst gedaan tot in de Franse tijd. In al die voorbije jaren was er slechts eennmaal sprake van vergroting, namelijk in 1781. De zolang nagestreefde parochiële zelfstandigheid onder eigen pastoor verwierf Ulicoten op 9 november 1803. De oude dorpskapel is 3 augustus 1870 afgebroken om aan haar noordkant plaats te maken voor de bouw van een nieuwe kerk.

Veel bedevaarten

Er zijn perioden geweest, dat de St. Bernardusverering een hoge vlucht nam. Wie in die dagen Ulicoten noemde, zei tegelijkertijd Sint Bernardus. De devotie bestond al in 1553. Zij schoot omhoog door de oprichting van een broederschap te Drunen in 1821. Ieder jaar met Pinksteren en op 20 augustus stroomden de pelgrims toe. Te voet en met huifkarren. Ze kwamen o.a. van Drunen (soms 300 man!), Geertruidenberg, Waspik, Raamsdonk, Roosendaal, Oosterhout, Steenbergen, Bergen op Zoom, Wagenberg, Hoeven, Oudenbosch, Halsteren, Goirle, Tilburg, Chaam en ook uit Belgie. Drunen was acht uur lopen. Die processie deed er soms twee dagen over met overnachten in een boereschuur. “Twee processievaders moesten de hele nacht waken en toezicht houden op de slaapplaatsen.” Aan de processies heeft men zelfs een zegswijze te danken. Om aan te geven dat iets lang duurt, zegt men bv. te Baarle-Nassau: “’t is een processie van Drunen op Uilekoten.”

De specialiteit van St. Bernardus richt zich op jicht en reumatiek, maar ook voor ziekte onder het vee is hij “nen straffe” zoals ze over “de meet” zeggen. Die laatste specialiteit schijnt bevorderd te zijn door de Capucijnen van Meersel in de tijd, dat daar nogal veepest heerste. Hoewel niet meer in dezelfde mate als voorheen kent Ulicoten nog steeds met Pinksteren zijn bedevaarten, nu per autobus. Te voet trekt men dan naar de gedachteniskapel in dat merkwaardig stukske grond, net even in Belgie, waar in bewogen tijden de veldkapel heeft gestaan.